Klanten beoordelen ons met een

Geen schriftelijke overeenkomst, vordering wel toegewezen dankzij gespecificeerde facturen

15 december 2021 | Bergen op Zoom | 8813807 CV EXPL 20-3606

Samenvatting

De opdrachtgever van IncassoJuristen.nl (de crediteur) heeft voor de debiteur verschillende installatiewerkzaamheden verricht. Er was geen schriftelijke overeenkomst gesloten. De debiteur weigerde te betalen omdat het werk niet goed zou zijn gedaan. Bij wederkerige overeenkomsten, zoals een overeenkomst van opdracht, moet voor de gewerkte uren betaald worden.

IncassoJuristen.nl kon bewijzen welke werkzaamheden door de crediteur geleverd zijn. Ook werd dit onderbouwd door duidelijk gespecificeerde facturen.

De beoordeling 
De debiteur moest bewijzen dat de werkzaamheden niet goed zouden zijn uitgevoerd. De debiteur slaagde hier niet in. De rechter oordeelde dat diensten geleverd zijn en dat de gestuurde facturen dan ook verschuldigd zijn. De vordering werd toegewezen.

Vonnis

Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:

EISER
wonende te Vlaardingen,
gemachtigde: mr. drs. C. Sneevliet te Rotterdam,

tegen

GEDAAGDE
tevens h.o.d.n. Gedaagde,
gemachtigde: mr. M.H.L. Weststrate, advocaat te Vlaardingen.

Partijen worden hierna aangeduid als Eiser en Gedaagde.

1. Verloop van het geding

Het verloop van de procedure blijkt uit:

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:

a. de dagvaarding 29 september 2020 met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de conclusie van repliek met producties;
d. de conclusie van dupliek.

2. Het geschil

2.1 Eiser (verder te noemen Eiser) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde (verder te noemen Gedaagde) te veroordelen tot betaling van € 4.660,43, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 3.828,60 vanaf 24 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Eiser in de proceskosten.

2.2 Gedaagde voert verweer en concludeert Eiser niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans hem de vordering te ontzeggen, met veroordeling van Eiser in de proceskosten.

3. De beoordeling

3.1 Eiser heeft gedurende een aantal jaren in opdracht van Gedaagde op verschillende projecten diverse dak-, sloop- en installatiewerkzaamheden verricht. Er zijn geen schriftelijke overeenkomsten gesloten. Bij de facturatie door Eiser stuurde hij ter specificatie en voor de controle week- en werkoverzichten mee. Gedaagde stelt dat hij in de loop van de jaren meer en meer ontevreden was over de prestaties van Eiser en dat hij om die reden vanaf februari 2020 geen gebruik meer heeft gemaakt van de diensten van Eiser. Eiser stelt vier facturen verzonden te hebben in februari, augustus en december 2019 en in februari 2020 die niet betaald zijn. In deze procedure vordert hij veroordeling van Gedaagde tot betaling van de facturen, van de wettelijke handelsrente en van buitengerechtelijke kosten.

3.2 Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomsten van opdracht met betrekking tot de verschillende projecten in de uitoefening van de beroepen van beide partijen zijn aangegaan.
Gedaagde is daarom aan Eiser loon een vergoeding van gemaakte onkosten verschuldigd. De kantonrechter zal in het navolgende de vier facturen bespreken en beoordelen.

3.3 Factuur 1904 van 2 februari 2019 tot een bedrag van € 1.227,50.
Eiser heeft in deze factuur in week 5 verrichte werkzaamheden op vier verschillende adressen in rekening gebracht. Hij stelt dat hij in zijn e-mail van 14 januari 2020 Gedaagde heeft laten weten dat onder meer factuur 1906 niet betaald was en naar aanleiding van een vraag van Gedaagde heeft laten weten dat voor factuur 1906 factuur 1904 gelezen moet worden. Gedaagde stelt dat hij pas op 12 mei 2020 van de factuur 1904 kennis nam. Hij stelt dat de genoemde projecten al lang geleden zijn afgewikkeld en betwist dat hij opdracht voor de verschillende werkzaamheden heeft gegeven. Gedaagde betwist niet dat op de in de factuur genoemde adressen gewerkt is. Hij stelt dat de verschillende projecten waarop de in rekening gebrachte uren en materialen betrekking zouden hebben gehad al lang waren afgerond en met de opdrachtgevers afgewikkeld. Gelet op het tijdsverloop is de juistheid van hetgeen in rekening is gebracht niet of nauwelijks voor hem te controleren.

De kantonrechter is van oordeel dat Gedaagde de factuur onvoldoende onderbouwd betwist heeft en zal het gevorderde bedrag toewijzen. Ervan uitgaande dat Eiser in opdracht van Gedaagde gewerkt heeft mag worden aangenomen dat ook Gedaagde heeft bijgehouden welke specifieke opdrachten hij Eiser met betrekking tot de verschillende projecten heeft gegeven. Blijkens de specificatie van de factuur heeft Eiser kennelijk onder meer een lift weggebracht en twee hele dagen in de Maanenstraat gewerkt. Met name het wegbrengen van een lift is een bijzondere werkzaamheid waarover Gedaagde zou kunnen verklaren. Als Gedaagde al afgerekend heeft met zijn opdrachtgevers dan had hij zich ervan moeten vergewissen dat hij alle werkzaamheden bij zijn facturatie betrok. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Gedaagde niet kan volstaan met een in algemene bewoordingen gestelde betwisting. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.

3.4 Factuur 1936 van 4 augustus 2019 tot een bedrag van € 679,65.
Eiser heeft in deze factuur in week 31 verrichte werkzaamheden op verschillende adressen in rekening gebracht. Ook deze factuur is genoemd in de e-mail van 14 januari 2020 aan Gedaagde.
Laatstgenoemde heeft Eiser op 11 mei 2020 laten weten dat hij de factuur niet eerder ontvangen had, niet te controleren is en niet betaald zal worden. De factuur van Eiser is vergaand gespecificeerd. Gedaagde stelt ook met betrekking tot deze factuur enkel dat de projecten al lang zijn afgewikkeld en betwist hij opdracht te hebben gegeven. Hij betwist niet dat hij 2 boilers heeft geleverd en dat bijvoorbeeld minderwerk in rekening is gebracht. Gelet op het feit dat het om een royaal gespecificeerde factuur gaat, had van Gedaagde een onderbouwd verweer mogen worden verwacht. Met betrekking tot het verweer tegen deze factuur geldt hetzelfde als de kantonrechter in 3.4 heeft overwogen. Ook dit deel van de vordering zal worden toegewezen.

3.5 Factuur 1959 van 6 december 2019 tot een bedrag van €1.746,45.
Eiser heeft in deze factuur in week 49 verrichte werkzaamheden op verschillende adressen in rekening gebracht. Gedaagde stelt dat Eiser de gefactureerde werkzaamheden gebrekkig heeft
uitgevoerd en begin 2020 vanwege kritiek van Dakopbouw (naar de kantonrechter aanneemt de opdrachtgever van Gedaagde) moesten worden hersteld. Gedaagde stelt dat dat een financiële strop voor hem is geworden. Hij heeft daarvoor € 8.700.00 kosten moeten maken. Eiser heeft herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar die hadden niet het gewenste resultaat. Gedaagde stelt die werkzaamheden zelf te hebben gedaan en ook derden te hebben ingeschakeld. Verder stelt hij  bezwaar te hebben tegen 9 in rekening gebrachte uren: 2,5 uren werkopname Vught: Eiser had geen opdracht een nieuwe badkamer te plaatsen/in te richten;
– 0,5 uur materiaalvoorbereiding Claes de Vrieslaan en 1,5 uur materiaalvoorbereiding Vught: deze uren worden, uitzonderingen daargelaten, niet afzonderlijk vergoed, hetgeen Eiser bekend was;
– 4,5 uur keuken aansluiten en douchescherm herplaatsen: Eiser heeft voor deze werkzaamheden een buitenproportioneel aantal uren in rekening gebracht.

Eiser ontkent niet betrekking tot het werk Rotterdam (Claes de Vrieslaan) in gebreke te zijn gesteld. Met betrekking tot het werk in Vught stelt hij dat hij losgelaten dakranden op eigen kosten hersteld heeft. Andere te herstellen werkzaamheden heeft Gedaagde zelf verricht, met behulp van Baartmans. Met betrekking tot de 9 volgens Gedaagde te veel in rekening gebrachte uren stelt Eiser dat de werkopname Vught een bespreking was met de klant over hoe de nieuwe badkamer ingericht moest worden en het opnemen van de daarvoor benodigde materialen, dat het nu eenmaal noodzakelijk is om materialen uit een magazijn of bij de groothandel op te halen als je naar een karwei gaat en dat het aansluiten van de keuken een moeilijk karwei was.

Gedaagde heeft buiten deze procedure om commentaar geleverd op een achttal niet betaalde facturen en 44,25 in rekening gebrachte uren niet betaald. De facturen zijn tezamen met een bedrag van 2.168,83 gecrediteerd. Uit de overgelegde stukken leidt de kantonrechter af dat in de creditering ook enige vergoeding van schade betrokken is.

Bij wederkerige overeenkomsten, als die van opdracht, geldt dat voor gewerkte uren betaald moet worden. Indien de opdrachtgever niet tevreden is over het werk en herstel mogelijk is kan hij de opdrachtnemer in gebreke stellen. Als de tekortkoming ernstig is kan een wederkerige overeenkomst ontbonden worden. Daarnaast kan aanvullend of in de plaats van ontbinding schadevergoeding gevraagd worden. Gedaagde vordert noch ontbinding van de overeenkomst, noch vergoeding van schade. Hij zal mitsdien zijn verplichtingen uit de overeenkomst na moeten komen en Eiser loon en vergoeding voor de materialen moeten betalen. Met betrekking tot de volgens Gedaagde te veel in rekening gebrachte uren geldt dat nu geen afspraken over de tijdsbesteding zijn gemaakt Gedaagde een redelijk loon voor de verrichte werkzaamheden moet betalen. Met betrekking tot de uren materiaalvoorbereiding en aansluiten keuken heeft Gedaagde niet aannemelijk gemaakt dat de in rekening gebrachte uren onredelijk zijn. Anders ligt het niet betrekking tot de 2,5 uren werkopname Vught. Gedaagde stelt dat Eiser geen opdracht had voor het inrichten en plaatsen van een nieuwe badkamer. Bij deze stand van zaken zal Eiser bewijs moeten leveren van zijn stelling. Hij heeft echter geen (voldoende gespecificeerd) bewijs aangeboden. Daarom zal dit deel van de vordering niet worden toegewezen. Derhalve wordt van het gefactureerde bedrag € 1.658,95 toegewezen.

3.6 Factuur 2006 van 9 februari 2020 tot een bedrag van € 175,00.
Eiser heeft 5 uur arbeid in rekening gebracht voor het verhelpen van een rioollekkage en het aanbrengen van waterleiding en afvoer wastafel in een pand te Rotterdam.
Gedaagde heeft de factuur niet betaald, enerzijds omdat het om herstelwerkzaamheden zou gaan en anderzijds omdat hij vindt dat Eiser teveel uren in rekening heeft gebracht. Bovendien heeft Eiser ook de herstelwerkzaamheden niet goed uitgevoerd (lekkages). Eiser betwist niet dat het om herstelwerkzaamheden gaat maar wel dat hij door hem geleverd werk in opdracht van Gedaagde moest herstellen. Hij stelt dat de werkzaamheden oorspronkelijk door een politieman (Rene) en een beunhaas (Herman), beiden zonder vakkennis, waren uitgevoerd. Hij betwist dat de lekkages het gevolg waren van zijn werkzaamheden, dat hij niet in gebreke is gesteld en dat hem geen gelegenheid is gegeven het gebrek te herstellen. Na het verweer van Eiser heeft Gedaagde in de conclusie van dupliek nog eens herhaald dat Eiser wel degelijk heeft moeten herstellen wat hijzelf verkeerd had gedaan en hij biedt aan te bewijzen dat de lekkages het gevolg waren van eerder door Eiser incorrect uitgevoerde werkzaamheden. Gelet op de betwisting van Eiser moet Gedaagde zijn stellingen niet betrekking tot de vraag of al dan niet sprake was van herstel van door Eiser verrichte werkzaamheden bewijzen. Hij heeft echter geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Daarom zal hem geen bewijs worden opgedragen. De vordering kan mitsdien worden toegewezen.

3.7 Eiser vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de verschuldigdheid omdat slechts één aanmaning om te betalen verstuurd is en die activiteit aangemerkt moet worden als een waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te sluiten. Eiser heeft hier niet op gereageerd. De kantonrechter zal dit deel van de vordering afwijzen omdat de bij de stukken aangetroffen aanmaning moet worden aangemerkt als een werkzaamheid waarvoor de proceskosten een vergoeding insluiten.

3.8 Eiser vordert veroordeling tot betaling van de wettelijke handelsrente. Gedaagde heeft zich niet tegen de vordering verweerd, anders dan dat hij twee facturen pas in mei 2020 zou hebben ontvangen en, begrijpt de kantonrechter, dus tot die tijd geen wettelijke handelsrente verschuldigd was. Omdat over het al dan niet tijdig ontvangen van de facturen geen duidelijkheid is ontstaan en omdat een iets lager bedrag wordt toegewezen dan de gevorderde hoofdsom zal de kantonrechter de verschuldigde wettelijke handelsrente tot en met 24 september 2020 beperken tot € 150,00.

3.9 Gedaagde moet als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.

4. De beslissing

veroordeelt Gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eiser te betalen een bedrag van €3.891,10, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over €3.741,10 vanaf 25 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt Gedaagde in de kosten van dit geding, aan de zijde van Eiser tot op heden begroot op €817,38 daarin begrepen een bedrag van € 498,00 als salaris voor de gemachtigde van Eiser, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt Gedaagde in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te
vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst de vordering voor liet overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.M. Koch en in het/openbaar/ uitgesproken op 15 december 2021.

Start chatgesprek
Stuur een bericht