Klanten beoordelen ons met een

Geldende overeenkomst wordt gezien als mondelinge overeenkomst: gedaagde moet betalen

4 juni 2021 | Amsterdam | 8640940 CV EXPL 20-12555

Samenvatting

In deze zaak had de opdrachtgever van IncassoJuristen.nl (de eiser) verbouwingswerkzaamheden voor de debiteur (gedaagde) verricht. De partijen verschilden van mening over de in rekening gebrachte kosten van de bij de werkzaamheden gebruikte materialen. Omdat de debiteur weigerde te betalen, is IncassoJuristen.nl op verzoek van de opdrachtgever een gerechtelijke procedure gestart.

De beoordeling 
De rechter oordeelt als volgt. Partijen hebben nagelaten de overeenkomst op schrift te stellen. De tussen partijen geldende overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een (mondelinge) overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Eiser (de (onder)aannemer) heeft zich immers jegens gedaagde (de opdrachtgever) verbonden om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard (namelijk: verbouwing van een woning) tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door gedaagde te betalen prijs in geld.

De uitspraak 
Eiser verrichtte zijn werkzaamheden op regiebasis. Dit betekent dat eiser de door hem gewerkte uren tegen een uurtarief aan de gedaagde in rekening bracht, vermeerderd met de door hem geleverde materialen en een winstopslag. De kanonrechter stelt voorop dat het bij een in regie uitgevoerd werk op de weg van de (onder)aannemer ligt om de aan het werk bestede tijd en de kosten van materiaal deugdelijk te verantwoorden. Partijen hebben van tevoren niet afgesproken hoe eiser zijn facturen diende te onderbouwen. Waar niets over is afgesproken, kan van eiser niet verlangd worden dat hij naast de onderliggende inkoopfacturen achteraf ook een gedetailleerde uitleg geeft over het exacte gebruik en de toepassing van deze materialen. De rechter is van mening dat hier sprake was van een deugdelijke verantwoording en wijst de vordering toe.

Vonnis

Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:

EISER,
handelend onder de naam EISER,
gevestigd te Amstelveen,
eiser,
gemachtigde mr. E.C.Y. Cheung,

tegen

GEDAAGDE,
wonende te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde mr. H.C. Bollekamp.

Partijen worden hierna aangeduid als Eiser en Gedaagde.

1. Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 2 juli 2020, met producties,
  • de conclusie van antwoord,
    de brief van 23 december 2020 van de zijde van Eiser inhoudende
    overlegging van de producties 6 tot en met 13.

ingevolge het tussenvonnis van 25 september 2020 heeft op 7 januari 2021 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. De zittingsaantekeningen hiervan bevinden zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Feiten en omstandigheden

I. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:

Eiser is de eigenaar van de eenmanszaak Eiser waarmee hij een timmerbedrijf exploiteert. Gedaagde is eigenaresse van een pand aan de Van B straat te Amsterdam (hierna: het pand).

1.2 Gedaagde heeft op enig moment aan aannemingsbedrijf Van W. opdracht gegeven om op regiebasis verbouwingswerkzaamheden in het pand te verrichten. Voor de uitvoering van enkele van die werkzaamheden heeft Van W. de Eiser als onderaannemer ingeschakeld. De heer Van W. (van aannemingsbedrijf Van W.) heeft zijn werkzaamheden vanwege gezondheidsredenen gaandeweg vanaf de zomer van 2019 en in december 2019 geheel gestaakt. De opdracht van Gedaagde aan aannemingsbedrijf Van W. kwam daarmee tot een einde. Eiser is vervolgens rechtstreeks in opdracht van Gedaagde voortgegaan niet zijn werkzaamheden.

1.3 Op 4 februari 2020 heeft Eiser een factuur (nummer 2020-011) aan Gedaagde gestuurd met — onder meer— onderstaande tekst:

Omschrijving (—) (—) Btw Totaal ex. btw
Arbeid 67 uur (—) (—) 21% € 3.015,00
Geleverde materialen (—) (—) 21% € 6.367,00
Parkeergeld (—) 21% € 324,00

Subtotaal € 9.706,00
Totaal btw 21% € 2.038,26
Totaal incl. btw € 11.74-1,26

1.4 Van de factuur van 4 februari 2020 heeft Gedaagde alleen de in rekening gebrachte arbeid voldaan. Een bedrag van E 8.096,11 – het deel voor de in rekening gebrachte materialen en parkeerkosten inclusief btw – heeft zij onbetaald gelaten.

1.5 Op 20 februari 2020 en 10 maart 2020 heeft Eiser per e-mailbericht betalingsherinneringen voor de factuur van 4 februari 2020 aan Gedaagde gestuurd.

1.6 Eiser heeft een door Gedaagde aan hem verzonden WhatsApp-bericht overgelegd met weggelakte datum, onder meer inhoudende het volgende:

‘Dus of opstelling als dit of nota’s met evt geel gearceerd wal voor mij is. dat maakt niets uit beiden goed En toon moet t bekijken want ik heb geen idee v prijzen. Groet erica (…).

1.7 Op 27 februari 2020 heeft Gedaagde via WhatsApp een bericht gestuurd aan Eiser met — onder meer — onderstaande tekst:

‘Hi Gemco, heb je lijstje naar toon door gestuurd en net van hem gehoord dat ik je nota kan laten voldoen. Daar zal ik BVA opdracht voor geven. Toon wacht nog wel ook op de specificaties vd materialen die op andere nota’s va dat Jan is uitgevallen staan (…)’

1.8 Op 5 maart 2020 heeft Eiser een factuur (nummer 2020-021) aan Gedaagde gestuurd— onder meer — inhoudende:

Omschrijving (—) (—) Btw Totaal ex. btw
Arbeid 1 dag (—) (—) 21% € 360,00
Parkeergeld (—) (—) 21% € 36,00
Containerkosten (—) (—) 21% € 265,00
Bouwdrogers (—) (—) 21% € 454,00
Promatact 2x 120×50 (—) (—) 21% € 103,00

Subtotaal € 1.218,00
Totaal btw 21% € 255,78
Totaal incl. btw € 1.473,78

1.9 De factuur van 5 maart 2020 heeft Gedaagde geheel onbetaald gelaten.

1.10 Op 21 maart 2020 en 3 april 2020 heeft Eiser per e-mailbericht betalingsherinneringen voor de factuur van 5 maart 2020 aan Gedaagde gestuurd.

1.11 Op 23 maart 2020 heeft Gedaagde een e-mailbericht aan Eiser gestuurd met — onder meer — onderstaande tekst:

‘Ontving je aanmaning Ik wil de nota graag voldoen en afwikkelen maar begreep van Toon dat hij nog steeds wacht op jouw informatie waarop hij de aankopen van materiaal kan beoordelen. Wil je nogmaals aangeven dat hij geen probleem heeft met dat er 10% meer wordt berekend op de materialen voor het extra werk van bestellen , meenemen etc etc.
Verzoek je in MTS beider belang ten einde deze kwestie zspm af te wikkelen om de gevraagde gegevens per omgaande aan Toon door te sturen.’

1.12 Op 30 maart 2020 heeft Eiser een creditnota met een korting van 5% op de in rekening gebrachte materialen voor een totaalbedrag van € 434.93 verzonden aan Gedaagde.

1.13 Op 6 april 2020 heeft incassobureau IntoCash_ namens Eiser, een (aangetekende) brief aan Gedaagde verstuurd waarin is aangekondigd dat Gedaagde in verzuim is en
waarin haar een laatste mogelijkheid werd geboden de openstaande factuurbedragen te voldoen.

1.14 Op 22 april 2020 heeft IntoCash nogmaals een brief gestuurd waarin zij aangaf dat naast de vordering nu ook rente en incassokosten in rekening werden gebracht.

1.15 Op 27 april 2020 heeft Gedaagde met een e-mailbericht gereageerd op liet bericht van IntoCash met — onder meer — onderstaande tekst:

‘Wij (ik en mijn bouw begeleider) zijn nog immer in afwachting van de nota’s van het materiaal. Ik wil het liever gisteren dan vandaag geregeld zien.’

1.16 Op 8 mei 2020 heeft IntoCash als reactie op het bericht van Gedaagde een emailbericht gestuurd niet — onder meer — onderstaande tekst:

‘U erkent de vordering van cliënt maar u geeft aan dat u nog in afwachting hem van nota’s van liet materiaal. Cliënt is echter niet verplicht om u die te verschaffen. Nimmer is overeengekomen dat u deze inkoop nota’s ter inzage dient te krijgen. Uw betalingsverplichting is hier niet van afhankelijk.’

1.17 Op 11 mei 2020 heeft mr. Bollekamp, namens Gedaagde, op de berichten van IntoCash met een e-mailbericht gereageerd met — onder meer — onderstaande tekst:

‘Uw cliënt is kennelijk weigerachtig zijn inkoopfacturen voor het doom- hem aan cliënte doorbelaste materiaal over te leggen. Cliënte leidt daaruit af dat int’ cliënt iets te verbergen heeft.
Cliënte is niet gehouden doorbelaste materialen aan w cliënt te vergoeden indien uw cliënt geen onderbouwing geeft. Anders dan u stelt is dan ook geen sprake van erkenning door cliënte van de vordering van de uwe.

Cliënte heeft keer op keer aangegeven op welke wijze deze kwestie kan worden opgelost: uw cliënt legt zijn inkoopfacturen over, cliënte laat deze door haar bouwbegeleider beoordelen en na akkoord wordt betaald, Waarom weigert uw cliënt deze oplossing te aanvaarden?’

1.18 Op 13 mei 2020 heeft lntoCash een e-mailbericht aan mr. Bollekamp verstuurd met — onder meer — onderstaande tekst:

‘Het is vanzelfsprekend dat cliënt een provisie rekent hij de materialen die hij voor uw cliënte heeft besteld, gehaald en gebracht. Dat is heel gebruikelijk in dergelijke zaken en hier wordt ook zeker geen geheim van gemaakt. De reden dat cliënt geen inkoopfacturen overlegt is omdat er geen specifieke inkoopfacturen van materialen van enkel mevrouw Gedaagde zijn. Op de rekeningen die cliënt heeft staat naast de materialen van mevrouw Gedaagde ook verschillend materiaal voor andere klanten van cliënt hij. Cliënt is niet verplicht om dit te overleggen. Als er nou destijds was afgesproken om de factuur te specificeren was dit geen enkel probleem geweest, echter is hier de eerste vier maanden nooit om gevraagd. De eerdere facturen zijn altijd voldaan. Nu opeens zou cliënt door allerlei hoepels moeten springen. Cliënt betreurt de gang van zaken, te meer omdat cliënt reeds uit coulance een korting van 5% heeft aangeboden.’

1.19 Op 20 mei 2020 heeft IntoCash een e-mailbericht aan mr. Bollekamp gestuurd met als bijlagen inkoopfacturen waarop aangekruist de materialen die ten behoeve van de werkzaamheden bij Gedaagde zijn aangeschaft.

1.20 Gedaagde is niet tot betaling van de facturen overgegaan.

2. Vordering en verweer

Eiser vordert — na vermindering van eis ter zitting. samengevat — dat Gedaagde bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis za! worden veroordeeld tot betaling van:

a. e 9.135,00 aan hoofdsom:

  • E 64,52 aan rente, berekend tot 25 juni 2020;

a. de rente over € 9.135.00 vanaf 25 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening:
b. E 853,49 exclusief” btw aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf veertien dagen na vonnisdatum tot aan de dag der algehele voldoening:
c. de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf veertien dagen na vonnisdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
d. de nakosten.

3. Eiser stelt — kort weergegeven — dat hij in opdracht van Gedaagde werkzaamheden heeft verricht aan het pand. De facturen van 4 februari 2020 (nummer 2020-01 1) en van 5 maart 2020 (nummer 2020-021) heeft Gedaagde echter —deels – onbetaald gelaten. In deze procedure vordert Eiser betaling van deze Facturen, vermeerderd met rente en incassokosten en verminderd met de creditfactuur.

4. Gedaagde voert verweer tegen de vordering.

5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan

3. Beoordeling

6. De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat Eiser (verbouwings)werkzaamheden voor Gedaagde heeft verricht. De in verband daarmee door Eiser geleverde arbeid wordt door Gedaagde niet betwist. Partijen verschillen — met name – van mening over de in rekening gebrachte kosten van de bij de werkzaamheden gebruikte materialen.

Aanneming van werk onder regie

7. Partijen hebben nagelaten de inhoud van de tussen hun geldende afspraken op schrift te stellen. Vraag is dan ook hoe de overeenkomst tussen partijen moet worden omschreven. In de kern komen de tussen partijen gemaakte afspraken erop neer dat Eiser voor Gedaagde. aanvankelijk na tussenkomst van Van W., verbouwingswerkzaamheden ging verrichten aan het pand tegen een door Gedaagde te betalen vergoeding. De tussen partijen geldende overeenkomst moet dan ook worden gekwalificeerd als een (mondelinge) overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Eiser (de (onder)aannemer) heeft zich immers jegens Gedaagde (de opdrachtgever) verbonden om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard (namelijk: verbouwing van een woning) tot stand te brengen en op te leveren. tegen een door Gedaagde te betalen prijs in geld. Over de door partijen afgesproken vergoeding is niet in geschil dat Eiser zijn werkzaamheden verrichtte op regiebasis. Dit betekent dat Eiser de door hem gewerkte uren tegen een uurtarief aan Gedaagde in rekening bracht, vermeerderd met de door hem geleverde materialen en een winstopslag. waarover later meer.

Facturen -4 februari 2020 (2020-011) en 5 maan 2020 (2020-021)

8. Eiser stelt dat hij een redelijke prijs in rekening heeft gebracht en dat Gedaagde ondanks aanmaningen in gebreke is gebleven met de (volledige) voldoening van de openstaande factuurbedragen voor door hem in het pand verrichte werkzaamheden. Van de factuur van 4 februari 2020 heeft Gedaagde de in rekening gebrachte materialen en parkeerkosten onbetaald gelaten (zie 1.3 en 1.4). De factuur van 5 maart 2020 is in zijn geheel niet voldaan (zie 1.8 en 1.9). ondanks het feit dat het deel dat ziet op de arbeidskosten niet is betwist. De in rekening gebrachte materialen zijn allen gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden voor Gedaagde. aldus Eiser.

9. Gedaagde geeft aan dat betaling van de door Eiser aan haar verstuurde facturen pas plaatsvond na controle door Van W. Van W. is echter vanaf december 2019 vanwege gezondheidsredenen met die controlerende werkzaamheden gestopt (zie 1.2). Toen Gedaagde vanaf dat moment de facturen door een ander liet controleren kwam zij tot de ontdekking dat Eiser ook kosten voor koffie en ongespecificeerde parkeerkosten doorbelaste. Gedaagde vroeg daarom aan Eiser- om de in rekening gebrachte materiaalkosten aan de hand van
inkoopfacturen te verantwoorden, alvorens tot betaling daarvan te zullen overgaan.

Verantwoording werkzaamheden en materiaal

10.Vastgesteld kan worden dat Eiser de door hem in rekening gebracht materialen – weliswaar laat en na aandringen van Gedaagde — heeft onderbouwd niet overlegging van de door Gedaagde verzochte inkoopfacturen. Naast de facturen heeft Eiser nota’s overgelegd met daarop kruisjes geplaatst bij de door hem gebruikte materialen voor Gedaagde (zie 1.19). Gedaagde meent thans dat dit onvoldoende is. Zij wenst ook toegelicht waar de materialen zijn gebruikt en verwerkt in het pand. Voorts voert zij aan dat zij geen provisie of opslag over de materialen wenst te betalen nu zij dat bij Van W. ook niet deed. Tegelijkertijd heeft Gedaagde ter zitting aangegeven te begrijpen dat er kosten voor het halen en brengen van de materialen in rekening worden gebracht.

11.De kanonrechter stelt voorop dat het bij een in regie uitgevoerd werk op de weg van de (onder)aannemer ligt om de aan het werk bestede tijd en de kosten van materiaal deugdelijk te verantwoorden. Nu de door Eiser in rekening gebrachte arbeid (factuur van 5 maart 2020) niet wordt weergesproken wijst de kantonrechter deze als onbetwist toe. Wat betreft de materiaalkosten geldt het volgende. Partijen hebben van tevoren niet afgesproken hoe Eiser zijn facturen diende te onderbouwen. Waar niets is afgesproken en eerdere facturen van Eiser zonder nadere toelichting op het punt van materiaalkosten zonder protest door Gedaagde zijn voldaan, kan van Eiser niet verlangd warden dat hij ten aanzien van de in het geding zijnde facturen naast de onderliggende inkoopfacturen eerst achteraf ook een gedetailleerde uitleg geeft over het exacte gebruik en de toepassing van deze materialen. Wanneer Gedaagde meent
dat de door Eiser gegeven onderbouwing onvoldoende duidelijk is ligt het op haar weg om gemotiveerd te betwisten wat er niet aan de inkoopfacturen klopt en gericht te vragen naar een concretere onderbouwing. Nu Gedaagde niet nader heeft geconcretiseerd welke in rekening gebrachte materialen naar haar mening niet bij de werkzaamheden aan het pand zijn gebruikt neemt de kantonrechter als onvoldoende gemotiveerd betwist aan dat in de openstaande facturen alleen materialen zijn opgenomen die daadwerkelijk voor de verbouwing van het pand zijn gebruikt en dat Eiser in zoverre heeft voldaan aan de aanvankelijke wens van Gedaagde om een nadere toelichting op de in rekening gebrachte materiaalkosten.

12. Bij de materialen heeft Eiser aanvankelijk IS% provisie in rekening gebracht. Na een korting van 5% op de totale som voor de materialen (zie 1.12) resteert zodoende een gehanteerde provisie van l0%. Gebruikelijk bij aanneming van werk onder regie is dat de vergoeding voor de werkelijke uitvoeringskosten van het werk (zoals arbeidsloon en materiaalkosten), verhoogd wordt met een opslag voor algemene kosten en voor winst. Nu Gedaagde ter zitting heeft aangegeven dat zij van oordeel is dat het in rekening brengen van kosten voor het halen en brengen
van de materialen begrijpelijk is en zij eerder heeft aangegeven dat zij geen probleem heeft met een verhoging van 10% (zie L 11). geldt naar het oordeel van de kantonrechter dat de door Eiser gehanteerde opslag niet als onredelijk kan worden beschouwd. Ook de parkeerkosten heeft Eiser naar het oordeel van de kantonrechter met de overlegging van de overzichten van Yellowbrick met locatie. datum en tijd van de gemaakte parkeerkosten voldoende onderbouwd. Met het overleggen van de — niet betwiste — verklaring van zijn belastingadviseur heeft
Eiser naar het oordeel van de kantonrechter tevens voldoende aangetoond dat hij btw over de parkeerkosten in rekening kon brengen.

5. Conclusie

13. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de verweren van Gedaagde als onvoldoende onderbouwd worden verworpen en dat de gevorderde hoofdsom wordt toegewezen.

Rente

14.Eiser maakt tevens aanspraak op de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. vanaf de vervaldatum van de betalingsverplichting(en) tot aan de dag der algehele voldoening. Gedaagde is van mening dat voor de berekening van het moment van ingang van de wettelijke rente het moment van afdoende toelichting van de vordering moet worden gehanteerd. Zij wordt daarin gevolgd. In het licht van de hiervoor overwogen verantwoordelijkheid van Eiser om de door hem in rekening gebrachte kosten te onderbouwen. valt zonder meer niet in te zien waarom hij niet eerder dan op 20 mei 2020 de toelichting aan Gedaagde heeft verstrekt. De wettelijke rente wordt dan ook vanaf die datum toegewezen.

Buitengerechtelijke incassokosten

15.Eiser maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 BW. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt voorts vast dat eiser voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en stelt het toe te wijzen bedrag, berekend op basis van de toe te wijzen hoofdsom. vast ais gevorderd.

Proceskosten

16. Bij deze uitkomst van de procedure wordt Gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast. De kosten aan de zijde van Eiser worden begroot op:

griffierecht € 236.00
explootkosten 86,85
salaris gemachtigde 746,00 (2 punten x € 373,00)

totaal € 1.068,85
inclusief eventueel verschuldigde btw;

17. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

18. Gedaagde wordt verder in de nakosten veroordeeld. Deze worden begroot op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6. De beslissing

De kantonrechter:

1. veroordeelt Gedaagde tot betaling aan Eiser van een bedrag van € 9.135,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 20 mei 2020 tot aan de dag van voldoening;

II. veroordeelt Gedaagde om aan Eiser te betalen een bedrag van 853.49 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

411. veroordeelt Gedaagde in de kosten van het geding. aan de zijde van Eiser tot op heden begroot op € 1.068.85, te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling: IV. veroordeelt Gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, niet een bedrag van € 68.00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak:

V. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

VI. wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus gewezen door mr. M. Wiewel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Start chatgesprek
Stuur een bericht