Klanten beoordelen ons met een

Herstelwerkzaamheden mochten niet gefactureerd worden

17 maart 2022 | Oost-Brabant | 9262623 CV EXPL 21-3618

Samenvatting

Namens eiser zijn wij een rechtszaak gestart omdat twee facturen niet werden betaald. Gedaagde beroept zich op verrekening voor gedane werkzaamheden aan het zwembad van eiser. Eiser is echter van mening dat de oorspronkelijke werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd en dat daarom de aanvullende herstelwerkzaamheden niet gefactureerd kan worden. De vordering van gedaagde is dus niet opeisbaar.

De beoordeling 
De rechtbank gaat hierin mee en oordeelt dat van meerwerk of aanvullende opdracht geen sprake kan zijn maar moet dit worden gezien als herstelwerkzaamheden ten aanzien van de reeds afgeronde eerdere opdracht. Het verweer van verrekening met betrekking tot de vordering in conventie is daarmee ook niet te honoreren. De vordering van eiser wordt toegewezen en van gedaagde wordt afgewezen.

Vonnis

Vonnis van 17 maart 2022

in de zaak van:

Johannes Petrus Gerrit van Deursen h.o.d.n. Garage van Deursen,

wonende te Ommel,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

gemachtigde: mr. drs. C. Sneevliet,

tegen:

Gedaagde B.V.,

gevestigd te Asten,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

vertegenwoordigd door: mr. Advocaat.

Partijen worden hierna genoemd “Eiser” en “Gedaagde”.

1. Verloop van het geding

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • het vonnis van 2 september 2021 waarin is bepaald dat een zitting (`mondelinge behandeling’) zal worden gehouden, met de daarin genoemde stukken;
  • conclusie van antwoord in reconventie, met producties 5 en 6;

1.2. Op 19 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling van de zaak in verband met het COVID-19 virus via een Skype-verbinding plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens die behandeling is besproken. Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat het vonnis 17 februari 2022 zal worden gewezen. Dit is uitgesteld tot 17 maart 2022.

2. De feiten

2.1. Eiser heeft Gedaagde twee facturen gestuurd voor dienstverlening op liet gebied van autoreparatie (niet zijnde op basis van een abonnement). Dit betreft de volgende facturen:

  •  factuurnummer 19000830 gedateerd op 24 september 2019 ter hoogte van € 761,34;
  • factuurnummer 19000831 gedateerd op 24 september 2019 ter hoogte van € 829,58.

2.2. Gedaagde heeft in opdracht van Eiser een zuiveringssysteem in de vijver van diens tuin aangebracht. Eiser heeft Gedaagde hiervoor op 28 september 2018 een bedrag van € 12.953,39 betaald.

3. De beoordeling

3.1. Eiser vordert dat Gedaagde, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen:

  1. een bedrag van € 1.590,92 aan hoofdsom;
  2. een bedrag van € 212,38 aan wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum tot aan 21 mei 2021;
  3. de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 21 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  4. een bedrag van € 238,64 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  5. de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na het ten dezen te wijzen vonnis, althans een in goede justitie redelijk geachte termijn, tot aan de dag der algehele voldoening;
  6. de nakosten, inden en voor zover Gedaagde niet binnen de wettelijke vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een in goede justitie redelijk geachte termijn, na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, heeft voldaan;
  7. de kosten van de dagvaarding.

3.1.1. Eiser legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.

Aan de vordering ligt een overeenkomst van opdracht ten grondslag. Van Deusen heeft in opdracht van Gedaagde reparatiewerkzaamheden aan de auto van Eiser verricht. Eiser heeft de facturen voor de reparatiewerkzaamheden (in totaal € 1.590,92) onbetaald gelaten. Eiser heeft getracht de zaak zelf op te lossen, onder meer door het (herhaaldelijk) in gebreke stellen van Gedaagde, echter zonder afdoende resultaat. Eiser is genoodzaakt geworden de vordering uit handen te geven aan zijn gemachtigde Incassojuristen.nl waardoor hij buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 238,64 excl. BTW verschuldigd is geworden aan zijn gemachtigde. Over de hoofdsom vordert Eiser de wettelijke handelsrente ex art. 6:1 19a BW. De wettelijke handelsrente berekend tot en met 21 mei 2021 bedraagt € 212.38).

3.1.2. Inzake factuur 19000830 heeft Gedaagde geen verweer gevoerd en inzake factuur 19000831 geeft Gedaagde aan dat het frontje van zijn dashboard is beschadigd. Gedaagde beroept zich daarnaast op verrekening met zijn factuur 2019548 van 25 september 2019 betreffende werkzaamheden aan en materialen voor het zwembad van Eiser.

Het verweer van Gedaagde kan niet opgaan. Het frontje ligt al jaren klaar en wordt vervangen zodra de factuur betaald is. Eiser benadrukt dat hiermee slechts één factuur voor een klein deel wordt betwist.

Ook het verrekeningsverweer van Gedaagde kan niet opgaan omdat de vordering van Gedaagde en de hoogte daarvan door Eiser wordt betwist en daarmee niet vaststaat.

3.1.3. Eiser heeft Gedaagde opdracht gegeven een zwemvijver met helder water zonder chloor, zout of andere chemicaliën (i.v.m. de hond) aan te leggen voor een totaalprijs van € 12.953,39 mcl. BTW. Eiser heeft dit bedrag betaald. maar Gedaagde heeft deze zwemvijver niet deugdelijk aangelegd. het water werd direct na aanleg groen. Gedaagde heeft herstelwerkzaamheden verricht, echter zonder resultaat. Daags na ontvangst van de facturen van Eiser heeft Gedaagde gemeend deze herstelwerkzaamheden in rekening te kunnen brengen. Eiser betwist deze factuur verschuldigd te zijn. Het betreft herstelwerkzaamheden vanwege werk dat door Gedaagde zelf niet goed is uitgevoerd. Dit komt voor rekening van Gedaagde. Daarnaast zijn ook de herstelwerkzaamheden niet goed uitgevoerd, het water werd enkele dagen daarna weer groen.

Eiser heeft direct tegen deze factuur geprotesteerd bij e-mailbericht van 26 september 2019 (productie 2 bij de dagvaarding). Bovendien gaat het hier om een vordering van Garage Eiser. en is de factuur van Gedaagde gericht aan Eiser persoonlijk. Gezien het voorgaande kan een beroep op verrekening niet opgaan.

3.2. Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe het volgende aan.

3.2.1. Het is niet goed te begrijpen waarom Eiser pas tot zijn prestatie overgaat als Gedaagde beide facturen heeft betaald. Hij koppelt zelf het betalen van deze facturen aan zijn verbintenis (het leveren van het frontje), maar ook aan nieuw te ontstane verbintenissen. zonder een verrekening te willen erkennen. Onder die omstandigheden kan Gedaagde zich uiteraard evengoed beroepen op opschorting van de betaling van beide facturen totdat Eiser aan diens verbintenis (levering frontje heeft voldaan, temeer nu Eiser eenzijdig een wijziging heeft aangebracht in de overeenkomst die niet door Gedaagde behoeft te worden geaccepteerd.

3.2.2. Gedaagde heeft zich dan ook ten aanzien van beide facturen van Eiser terecht op opschorting van betaling beroepen totdat Eiser de prestatie verricht waartoe hij is gehouden. Dat Eiser aangeeft dat hij de prestatie zal leveren als Gedaagde beide facturen betaalt. is niet voldoende.

3.2.3. Gedaagde heeft zich tevens verweerd tegen de verplichting tot betaling van beide facturen door te eisen dat Eiser eerst zijn nog openstaande en opeisbare factuur aan Gedaagde ter grootte van € 3.047,98 (inch. BTW) betaalt. Deze vordering is meer dan het dubbele dan de vordering van Eiser op Gedaagde. Zolang Eiser deze vordering niet voldoet, is Gedaagde gerechtigd om betaling van de facturen van Eiser op te schorten. In aanvulling daarop heeft Gedaagde zich daarbij beroepen op verrekening van hetgeen zij aan Eiser verschuldigd is niet hetgeen zij van Eiser te vorderen heeft.

Verrekening is niet door partijen uitgesloten. In dat geval gaan de wederzijdse verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet wanneer een schuldenaar (Gedaagde) aan zijn schuldeiser (Eiser) verklaart dat hij zijn schuld met zijn vordering verrekent. Gedaagde heeft de verrekening ingeroepen bij e-mailbericht van 26 november 2019 om 15:20 uur (productie 2 bij de dagvaarding). Het standpunt van Eiser dat er niet kan worden verrekend omdat de ene factuur van Garage Eiser is en de andere factuur op naam van J. Eiser staat is onjuist aangezien Garage Eiser een eenmanszaak is zodat het privé- en ondernemingsvermogen in een vermogen valt. Ook al betwist Eiser de vordering dan nog kan er verrekening plaatsvinden, zolang deze maar eenvoudig is vast te stellen. Dit is het geval nu de handelingen en leveringen duidelijk op de factuur staan gespecificeerd en Eiser deze niet heeft betwist. Het is aan Eiser om te bewijzen dat Gedaagde tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst, maar heeft dit niet gedaan. Eiser heeft niet onderbouwd dat het gegeven dat de folie van de zwemvijver bruin wordt en het water daardoor groen het gevolg is van het door Gedaagde geïnstalleerde zuiveringssysteem. Eiser is in de loop der tijd de inhoud van de oorspronkelijke afspraak uit te breiden. Eiser heeft Gedaagde

niet de opdracht gegeven om een zwemvijver met helder water zonder chloor, zout of andere chemicaliën aan te legen. Eiser zou zelf Folie in de zwemvijver plaatsen en Gedaagde zou een zuiveringssysteem installeren zodat de vijver zodanig zuiver was dat de hond van Eiser er zonder gevaar voor zijn gezondheid in zou kunnen zwemmen. Er is niet afgesproken dat het water helder moest zijn en past ook niet bij een zwemvijver.

Gedaagde heeft geen herstelwerkzaamheden aan het zwembad verricht.

Uiteindelijk bleek dat Eiser en nieuwe bronput had geslagen en daaruit water voor de vijver haalde en vanaf dat moment zijn de problemen ontstaan. Het vullen van de vijver is echter nooit verantwoordelijkheid van Gedaagde geweest. Gedaagde heeft monsters genomen van het water uit de bronput en uit laboratoriumonderzoek blijkt dat het water niet geschikt is voor en zwemvijver. De onbetaalde factuur is voor het plaatsen van een nieuwe pomp op verzoek van Gedaagde, het leveren van zout en andere substanties en de kosten voor het onderzoek van de kwaliteit van het water. Gedaagde heeft dit bij Eiser in rekening gebracht omdat niet is gebleken dat het troebele water en de bruine bodem aan Gedaagde te wijten was. De oorzaak bleek immers de door Eiser zelf geslagen bronput.

4. Het geschil in reconventie

4.1. Gedaagde vordert dat Eiser, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar te betalen een bedrag van € 3.047,98 of indien de kantonrechter van oordeel is dat Gedaagde terecht tot verrekening is overgegaan tot een bedrag van € 1.457,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 dagen na 25 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Eiser in de proceskoten.

Gedaagde legt aan haar tegenvordering ten grondslag hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd, zoals weergegeven onder 3.2.

4.2. Eiser concludeert tot afwijzing van de tegenvordering en voert hiertoe het volgende aan.

4.2.1. Gedaagde vordert betaling dan wel verrekening van zijn factuur ad € 3.047,98 van 25 september 2019. Eiser betwist deze factuur omdat het herstelwerkzaamheden en daarbij behorende producten betreft. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om “een laatste deel van de factuur” zoals Gedaagde aangeeft. Eiser heeft naast de werkzaamheden/producten die onder de overeengekomen en op 28 september 2018 betaalde vaste prijs van € 12.953,39 vallen, geen opdracht gegeven voor extra werkzaamheden en geen extra producten besteld. Gedaagde heeft ook nooit aangegeven dat deze werkzaamheden/producten voor rekening van Eiser zouden komen, laat staan dat Eiser daarmee akkoord is gegaan. Direct na ontvangst van de factuur ad € 3.047,98 van 25 september 2019 heeft Eiser dan ook bij e-mailbericht van 26 september 2019 geprotesteerd. Eiser had deze Factuur van € 3.047,98 namelijk totaal niet verwacht, aangezien het herstelwerkzaamheden betroffen inzake het door Gedaagde geleverde, geïnstalleerde en niet werkende zuiveringssysteem.

4.2.2. Omstreeks 23 september 2018, vijf dagen na aanleg van het systeem, zijn de problemen begonnen Eiser heeft dit vele malen bij Gedaagde aangegeven en haar de mogelijkheid gegeven tot herstel. echter zonder resultaat. Talloze foutmeldingen van het systeem en moerasachtig water was liet gevolg van het door Gedaagde geïnstalleerde zuiveringssysteem. Eiser heeft Gedaagde tot driemaal toe de gelegenheid gegeven het systeem opnieuw op te starten. De derde keer (augustus 2019) werd er op verzoek en advies van Gedaagde door Eiser een standpijp van Brabant Water gehuurd van € 776,78 en het bad gevuld met peperduur drinkwater. Na 4 dagen dreef er alweer groene draadalg in het water en schimmelachtige groen/grijze bellen op het water. Eiser heeft nauwkeurig alle instructies en adviezen van Gedaagde gevolgd en heeft Gedaagde alle mogelijkheid gegeven om het zuiveringssysteem af te stellen en werkend te krijgen, echter zijn alle behandelingen van Gedaagde mislukt. De in de factuur van Gedaagde genoemde monteurs hebben aan Eiser medegedeeld dat ook zij geen raad weten met de niet werkende installatie en dat er geen toepasbare oplossing bestaat omdat dit zuiveringssysteem niet voldoende capaciteit heeft om de grootte van de vijver van Eiser te kunnen bedienen.

4.2.3. Eiser betwist opdracht te hebben gegeven een nieuwe pomp te plaatsen. Gedaagde heeft de pomp zelf omgewisseld, omdat de eerdere door hem geadviseerde en geïnstalleerde pomp onvoldoende capaciteit bleek te hebben. Op advies van verschillende vijverleveranciers heeft Eiser een nieuwe bronput geslagen. Eiser heeft geen opdracht gegeven het bronwater in een laboratorium te testen, dat heeft Gedaagde zelf gedaan in het kader van zijn herstelwerkzaamheden. Eiser betwist dat dit water niet geschikt is of dat de problemen het gevolg van de bronput zijn. De problemen zijn immers al ontstaan vijf dagen na aanleg van het systeem en niet na aanleg van de nieuwe bronput bijna een jaar later. Alle vijver leveranciers geven daarnaast aan dat de disbalans van het water niet aan het bronwater kan liggen en dat het door Gedaagde geleverde systeem niet geschikt is voor de omvang van de vijver en daardoor nooit het water in balans zou kunnen houden. Dat liet niet aan liet bronwater kan liggen, blijkt ook uit het feit dat de derde keer dat liet bad werd leeggehaald (augustus 2019) het met kraanwater is gevuld en toch na enkele dagen weer volledig vervuild bleek te zijn.

5. De beoordeling in conventie en reconventie

5.1. Eiser doet een beroep op het onderscheid tussen hem ais eiser in conventie en verweerder in reconventie maar dat betreft slechts de handelsnaam. Zoals Gedaagde terecht stelt is Garage Eiser een eenmansbedrijf, waarbij er geen onderscheid bestaat tussen het vermogen van de onderneming en het privévermogen van de ondernemer. In beide gevallen is dezelfde natuurlijke persoon in het geding. Hierin ziet de kantonrechter dan ook geen belemmering voor een eventuele verrekening.

5.2. De kwestie over de vijver, de grootste post in geding, is terug te brengen tot de afspraken die daarover in liet begin tussen partijen zijn gemaakt. Die zijn niet op schrift gesteld.

5.3. In ieder geval moet worden vastgesteld dat een opdracht is gegeven en dat dit in regie zou worden uitgevoerd. De zwemvijver is opgeleverd en in gebruik genomen. Naar aanleiding van klachten van Eiser is door Gedaagde onder meer een nieuwe pomp aangebracht. De vraag is nu of dit in het kader van herstel is gebeurd of als meerwerk/nadere opdracht. In het eerste geval veronderstelt het een gebrek en in het laatste geval een aparte opdracht. In dat laatste heeft Gedaagde zich kennelijk vergist want hij stelt dat in regie werd gewerkt, Hij heeft ook niet aangegeven wat de kosten zouden zijn of wat hij zou doen. De prijs was al opgegeven dus daarmee was de eerste opdracht als geëindigd te beschouwen voor Eiser.

5.4. Het verweer van Gedaagde is nog geweest dat in de eerste plaats werd uitgegaan van veiligheid van de vijver en dat later pas ter sprake is gekomen dat het helder water zou moeten zijn. Gedaagde verwijt Eiser dat hij onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat de bedoeling was. Het lag echter op de weg van Gedaagde als opdrachtnemer en deskundige op dit gebied om van te voren daarover de nodige helderheid te verkrijgen. Hier wreekt zich dat partijen informeel tot de opdracht besloten hebben. Uit de reacties van Eiser na oplevering in september 2020 bleek al meteen dat de zwemvijver niet naar verwachting was.

5.5. Met Gedaagde kan worden meegegaan in de gedachte dat helder water eerder hoort bij een zwembad dan bij een natuurvijver. Gedaagde rekende met de uitgesproken wens dat ook de hond erin zou moeten kunnen zwemmen en dan lijkt de voorwaarde van helder water met de bijkomende maatregelen bij een natuurvijver wat overdreven.

De kantonrechter gaat daarom uit van veilig water als uitgangspunt voor de opdracht. Of voorts ook helder water als voorwaarde is afgesproken zal de kantonrechter buiten beoordeling kunnen laten gelet op het volgende.

5.6. Het ligt aan de opdrachtgever om duidelijk te zijn over zijn wensen. Dat is kennelijk niet gebeurd en de oplevering heeft plaatsgehad terwijl het resultaat niet naar wens was. De opdrachtgever heeft dat echter geaccepteerd althans geen ontbinding gevorderd, maar er wel over geklaagd. Het ligt dan op de weg van de opdrachtnemer, zeker waar deze de meer deskundige moet worden geacht. om het probleem helder te krijgen en adequate actie te onder nemen. Als dat herstel betekent kan hij geen kosten vorderen want daarmee maakt bij zijn fout goed. Als het meerwerk of een aanvullende opdracht betreft moet hij dat afzonderlijk als zodanig voorleggen en daarover duidelijk maken dal (extra) kosten in rekening zullen worden gebracht. Gesteld noch gebleken is dat Gedaagde dit heeft gedaan. Met het verweer van Gedaagde dat in regie werd gewerkt wordt miskend dat die opdracht was afgesloten met oplevering en facturering.

5.7. Nu niet kan worden vastgesteld dat Gedaagde het meerwerk/de aanvullende opdracht duidelijk aan Gedaagde heeft voorgelegd en daarbij een kostenspecificatie heeft gegeven kan van meerwerk of aanvullende opdracht geen sprake zijn maar moet dit worden gezien als herstelwerkzaamheden ten aanzien van de reeds afgeronde eerdere opdracht. Het verweer van verrekening met betrekking tot de vordering in conventie is daarmee ook niet te honoreren. Evenmin kan de vordering in reconventie worden toegewezen.

5.8. Wat betreft het in conventie gevoerde verweer tot opschorting moet worden vastgesteld dat partijen kennelijk, en dat hoorde ook bij de onderlinge – vriendschappelijke verhouding. de auto-onderdelen bij de garage lieten aanbrengen. Daarom zou de eerste prestatie door Eiser gedaan moeten worden wat betreft het leveren en aanbrengen van het frontje. Kennelijk heeft Gedaagde, anders dan voorheen, het niet willen laten aanbrengen of niet naar Eiser willen gaan om het frontje op te halen. Dat Eiser op dat punt nog niet heeft kunnen presteren is dan ook aan Gedaagde zelf te wijten_ Voor zover Gedaagde heeft opgeschort met een beroep op verrekening kon dat als hiervoor overwogen geen standhouden. Wat daarvan zij, de auto is al verkocht dus Gedaagde heeft geen belang meer bij opschorting. Dit betekent dat het verweer faalt.

5.9. Verder heeft Gedaagde de facturen van Eiser niet betwist zodat de vordering in conventie toewijsbaar is.

5.10. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente is geen inhoudelijk verweer gevoerd. De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen.

5.11. Eiser maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing De kantonrechter stelt vast dat de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.

5.12. Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en reconventie. In conventie wordt de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen vanaf de 15e dag nadat Gedaagde schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.

5.13. De in conventie gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vernield.

6. De beslissing

De kantonrechter:

in conventie 

6.1. veroordeelt Gedaagde om aan Eiser te betalen een bedrag van 1.590,92 aan hoofdsom;

6.2. veroordeelt Gedaagde om aan Eiser te betalen een bedrag van € 212,38 aan wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum tot aan 21 mei 2021;

6.3. veroordeelt Gedaagde om aan Eiser te betalen de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 2 I mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;

6.4. veroordeelt Gedaagde om aan Eiser te betalen een bedrag van € 238,64 aan buitengerechtelijke incassokosten;

6.5. veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure, aan de zijde van Eiser tot heden vastgesteld op € 85,81 aan explootkosten, € 240,00 aan griffierecht en 374,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast) met de wettelijke rente hierover vanaf de 15′ dag nadat Gedaagde schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.

6.6. veroordeelt Gedaagde in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op 93,50 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), indien en voor zover Gedaagde niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan voorgaande veroordelingen heeft voldaan;

6.7. verklaart dit voorgaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

6.8. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;

in reconventie

6.9. wijst de vordering af;

6.10. veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure, aan de zijde van Eiser tot heden vastgesteld op E 93,50 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);

6.11. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.

Start chatgesprek
Stuur een bericht